De wet is niet gemaakt voor God, maar voor de mens. De wet maakt duidelijk hoe het leven het beste werkt.
De HEERE is mijn enig deel en mijn beker. U onderhoudt wat het lot mij toewees. De meetsnoeren zijn voor mij in lieflijke plaatsen gevallen, ja, een prachtig erfelijk bezit heb ik gekregen. Ik loof de HEERE, Die mij raad heeft gegeven; zelfs ‘s nachts onderwijzen mij mijn nieren. Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen; omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet. Daarom is mijn hart verblijd en mijn eer verheugt zich, ook zal mijn lichaam veilig wonen (Ps 16:5-9).
De kans is groot dat je favoriete Bijbeltekst er een is die je hoop en troost bracht toen je dat het meest nodig had. En de minst waarschijnlijke passages kunnen toch bemoedigend en krachtig blijken te zijn.
Afgaande op de vele verwijzingen en woorden die de psalmist David gebruikt om zijn favoriete thema te beschrijven, geeft Psalm 119 ons een idee wat dat is. De Psalm telt 176 verzen. Verbazingwekkend genoeg verwijst elk van die verzen naar de wet van God. Het lijkt er sterk op dat de wet, de tien geboden, Davids favoriete Schriftgedeelte was. Hij zegt het in vers 97 zo: 'Hoe lief heb ik Uw wet! Hij is heel de dag mijn overdenking'.
Het is niet ver gezocht om aan te nemen dat David in de bovengenoemde verzen van Psalm 16 denkt aan de van God ontvangen wet wanneer hij zegt hoe 'de meetsnoeren voor hem in lieflijke plaatsen zijn gevallen'.
Hoe kan iemand de wet liefhebben; de grenslijnen? En hoe kan ik zien dat die op aangename plekken zijn gevallen, en dat het leven binnen die grenzen prachtig is? De wet lijkt zo restrictief, zo rigide, zo oudtestamentisch. Wij willen 'onszelf' zijn, en laten ons niet graag opleggen wat we wel of niet mogen.
Als kind kwam ik in de 70er jaren regelmatig in de buurt van een stoomlocomatief. Ik heb goede herinneringen aan het staan naast de enorme, zwarte schoonheid, die allerlei vreemde geluiden maakte. Ik keek met ontzag toe hoe de 'meester' op een hendel drukte waarna de gigantische, ademende draak stampend in beweging kwam.
Maar de trein kon niet heen rijden waar hij zou willen; die machtige machine was toch heel beperkt. Hij kon niet door de velden een leuk weggetje of dorpje inrijden. Als de trein veilig op zijn bestemming wilde aankomen, moest hij op het spoor blijven, want de trein was voor het spoor gemaakt. Maar het mooie is; het spoor is ook voor de trein gemaakt. Het spoor maakt een rechte en begaanbare weg voor de trein.
De wet is niet gemaakt voor God, maar voor de mens. De wet maakt duidelijk hoe het leven het beste werkt, hoe een samenleving floreert, hoe de zwakken worden beschermd en de sterken worden beteugeld. Het is onze 'leermeester' om ons bij Jezus te brengen (Gal.3:24).
Om de wet lief te hebben zoals David deed, moeten we weten dat we ervoor geschapen zijn, en dat die voor ons geschapen is. De wet is onze vriend. De wet komt uit de oneindige goedheid van God Die ons liefheeft, en Die een plan voor ons leven heeft, zodat de verwoestingen van het kwaad ons niet zullen vermorzelen.
Aangename grenzen, prachtige erfenis; hoe lief heb ik Uw wet!
Hartelijke groet van Arie en Ans.